Alweer zeven weken geleden startte de minorKLM. Al snel werd het TPACK-model en de innovatietheorie van Rogers gevoerd. Ongeveer halverwege de periode werd mij verplicht om in het TPACK model in te stappen, dit door een activiteit te bedenken op grond van het TPACK-model. Dit vond ik wat lastig, dit kwam onder andere doordat ik in de situatie werd gedwongen en nog een vage blik op het model had. Nu een aantal weken verder besef ik me dat ik het TPACK-model onbewust toepaste in de praktijk en een belangrijk leerpunt voor mij bewust handelen is. Hoe heb ik de stappen naar bewust handelen gezet? Wat houdt de innovatietheorie van Rogers in? Waar sta ik nu?
Tijdens de ‘onbewuste’ periode pastte ik al verschillende tools toe in de praktijk. Zoals ik eerder vertelde is Microsoft PowerPoint dagelijkse hap voor mij. Zonder Microsoft PowerPoint wil ik liever geen les meer geven. Met deze tool maak ik de lesdoelen en tijdsplanning zichtbaar. Stapsgewijs wordt er aangegeven wat de kinderen gaan doen en wat ze kunnen doen als ze klaar zijn. |
In PowerPoint verwerk ik afbeeldingen, video’s en hyperlinks om leerstof te verlevendigen. Om voorkennis te activeren of leerstof te evalueren verwerk ik oefeningen. Als leerkracht in opleiding voelde ik me eigenlijk wel goed, hier bedoel ik mee: ik was één van de weinigen die dagelijks gebruik maakte van het digitaal bord. Inmiddels loop ik op de zevende school stage, opleiding onderwijsassistente meegeteld, namelijk: basisschool Noorderlicht. Dit is de enige school, tot nu toe, waarbij ik het idee heb dat er interactief, effectief en constant ICT wordt ingezet ter ondersteuning van het onderwijs. Dit baseer ik op eerdere ervaringen en de innovatietheorie van Rogers, maar wat is dit precies?
Hoe kunnen innovaties van nu zo succesvol mogelijk ingezet worden in het onderwijs? Rogers is van mening dat er vijf succesfactoren zijn om innovaties succesvol te maken, namelijk:
Door jezelf steeds deze vragen te stellen en daarmee het gebruik van innovaties te doorgronden zorg je voor een weloverwogen keuze bij de innovatie van het onderwijs. Maar waarom zijn niet alle leerkrachten even gedreven in het innoveren van het onderwijs? De innovatietheorie van Rogers geeft dit weer in de levenscyclus van innovatie. Hierin worden vijf verschillende stadiums beschreven.
Hoe kunnen innovaties van nu zo succesvol mogelijk ingezet worden in het onderwijs? Rogers is van mening dat er vijf succesfactoren zijn om innovaties succesvol te maken, namelijk:
- compability, past het bij je? Factoren als draagvlak, erachter staan, motivatie (gevoelsmatige kant).
- profability, heb je er voordeel bij? Effect, opbrengst. Wat levert de innovatie op? Voordelig voor de leerkracht?
- complexibility, begrijp je het?
- observability, kun je het ergens bekijken?
- trailability, kun je er mee experimenteren?
Door jezelf steeds deze vragen te stellen en daarmee het gebruik van innovaties te doorgronden zorg je voor een weloverwogen keuze bij de innovatie van het onderwijs. Maar waarom zijn niet alle leerkrachten even gedreven in het innoveren van het onderwijs? De innovatietheorie van Rogers geeft dit weer in de levenscyclus van innovatie. Hierin worden vijf verschillende stadiums beschreven.
Innovators Deze groep mensen staan aan het begin van een innovatie. Zij zijn degenen die als eerste met een nieuw product werken, en hebben vaak veel ervaring met- en kennis over innovatie (ScienceProgress.nl, z.j). Dit is iemand die als eerste een nieuwe tool uitprobeert, bijvoorbeeld Beartravel van Tessa van Zadelhoff. |
Early adopters
Deze groep komt na de innovators, een grotere groep die niet bang is voor innovatie, en bereid is om daarin te investeren. Zij nemen de kennis van de innovators over, die als eerst met het product hebben gewerkt. Deze groep is verantwoordelijk voor de groei van een product, omdat zij middels mond op mond reclame het product bekent maken bij het grotere publiek (ScienceProgress.nl, z.j). Dit is iemand die, van de innovator, heeft gehoord over een nieuwe tool. Deze persoon test de tool uit in de praktijk, reflecteert het gebruik ervan en biedt deze tool vervolgens vaker of niet aan.
Early majority
Deze groep is van het grote publiek de eerste groep die in aanraking komt met een nieuwe trend. Zij zijn de voorlopers van het grote publiek (ScienceProgress.nl, z.j). Dit is iemand die van een early adaptor heeft gehoord over de tool, niet alleen de tool maar ook de ervaring is gedeeld. Door het enthousiasme van de early adaptor komen early majoritys in aanraking met de tool.
Late majority
De achterlopers van het grote publiek. Zij schaffen het product aan als het al door een grote groep mensen in gebruik is. Zij investeren niet graag in innovatie (ScienceProgress.nl, z.j). Dit zijn personen die het werk van early majoritys ziet, zij gaan beseffen dat zij mee moeten met de trend. Ze gaan de tool voorzichtig aan zelf gebruiken.
Laggards
De laatste groep, die niet staat te springen om te innoveren. Deze groep is bang voor vernieuwing en verandering, en schaft het product aan als dit alweer verouderd is (ScienceProgress.nl, z.j). Een groep leerkrachten die vasthoudt aan het reguliere onderwijs zoals zij dat gewend zijn, zonder al teveel poespas. Zij gaan pas met de nieuwe tool werken als het bestuur hen dit verplicht.
De verschillende stadiums hebben me aan het denken gezet, op stage voel ik me een behoorlijke innovator. Twitter in het onderwijs toepassen is iets wat ik op stage nog niet heb gezien. Uit reacties van mijn mentor concludeer ik dat het toepassen van Twitter iets totaal nieuws is. Wanneer ik mijn Twitterfeeds bekijk voel ik me een behoorlijke ‘late majority’. Vannuit de innovatietheorie kan ik concluderen en mag ik zeggen dat ik een ‘early majority’ ben. Ik heb namelijk gehoord van de trend via minorKLM, waarin Tessa van Zadelhoff veel vertelde over haar ervaringen met Twitter in het onderwijs.
Het lijkt me geweldig om een ‘early adaptor’ te mogen zijn, wat zal de toekomst me brengen? Ga ik me nog blijven ontwikkelen betreft ICT gebruik in het onderwijs? In wat voor een stadium bevind jij je eigenlijk?
ScienceProgress.nl, z.j. Diffusie van innovatie (Rogers). Gehaald van: http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie.
Deze groep komt na de innovators, een grotere groep die niet bang is voor innovatie, en bereid is om daarin te investeren. Zij nemen de kennis van de innovators over, die als eerst met het product hebben gewerkt. Deze groep is verantwoordelijk voor de groei van een product, omdat zij middels mond op mond reclame het product bekent maken bij het grotere publiek (ScienceProgress.nl, z.j). Dit is iemand die, van de innovator, heeft gehoord over een nieuwe tool. Deze persoon test de tool uit in de praktijk, reflecteert het gebruik ervan en biedt deze tool vervolgens vaker of niet aan.
Early majority
Deze groep is van het grote publiek de eerste groep die in aanraking komt met een nieuwe trend. Zij zijn de voorlopers van het grote publiek (ScienceProgress.nl, z.j). Dit is iemand die van een early adaptor heeft gehoord over de tool, niet alleen de tool maar ook de ervaring is gedeeld. Door het enthousiasme van de early adaptor komen early majoritys in aanraking met de tool.
Late majority
De achterlopers van het grote publiek. Zij schaffen het product aan als het al door een grote groep mensen in gebruik is. Zij investeren niet graag in innovatie (ScienceProgress.nl, z.j). Dit zijn personen die het werk van early majoritys ziet, zij gaan beseffen dat zij mee moeten met de trend. Ze gaan de tool voorzichtig aan zelf gebruiken.
Laggards
De laatste groep, die niet staat te springen om te innoveren. Deze groep is bang voor vernieuwing en verandering, en schaft het product aan als dit alweer verouderd is (ScienceProgress.nl, z.j). Een groep leerkrachten die vasthoudt aan het reguliere onderwijs zoals zij dat gewend zijn, zonder al teveel poespas. Zij gaan pas met de nieuwe tool werken als het bestuur hen dit verplicht.
De verschillende stadiums hebben me aan het denken gezet, op stage voel ik me een behoorlijke innovator. Twitter in het onderwijs toepassen is iets wat ik op stage nog niet heb gezien. Uit reacties van mijn mentor concludeer ik dat het toepassen van Twitter iets totaal nieuws is. Wanneer ik mijn Twitterfeeds bekijk voel ik me een behoorlijke ‘late majority’. Vannuit de innovatietheorie kan ik concluderen en mag ik zeggen dat ik een ‘early majority’ ben. Ik heb namelijk gehoord van de trend via minorKLM, waarin Tessa van Zadelhoff veel vertelde over haar ervaringen met Twitter in het onderwijs.
Het lijkt me geweldig om een ‘early adaptor’ te mogen zijn, wat zal de toekomst me brengen? Ga ik me nog blijven ontwikkelen betreft ICT gebruik in het onderwijs? In wat voor een stadium bevind jij je eigenlijk?
ScienceProgress.nl, z.j. Diffusie van innovatie (Rogers). Gehaald van: http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie.